Plantaardig eten lijkt populair. Zowel in foodservice als in retail vind je steeds meer alternatieven voor vlees en kaas. Denk aan vegetarische burgers, veganistische kaas, plantaardige kipstukjes of visvrije tonijn. Het aanbod groeit, maar de groei van de categorie lijkt steeds meer teleur te stellen. Plantaardige producten worden vaak gepresenteerd als gezond, duurzaam en goed voor het milieu. Voor veel mensen waren dit belangrijke redenen om vaker te kiezen voor plantaardig. Maar uit recent onderzoek blijkt dat sommige van deze producten ook minder bekende chemische stoffen kunnen bevatten. Dat roept vragen op: hoe gezond zijn deze producten nu eigenlijk echt?

Wat is er aan de hand?

Onderzoekers aan de Universiteit Antwerpen hebben gekeken naar bepaalde plantaardige producten, vooral de sterk bewerkte soorten. Ze onderzochten 52 verschillende vlees- en kaasvervangers die te koop zijn in België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Daarbij keken ze niet alleen naar de ingrediënten, maar ook naar chemische sporen die in het product konden zijn terechtgekomen tijdens de productie of via de verpakking.

Ze vonden dat sommige van deze producten stoffen kunnen bevatten die eigenlijk niet in voeding thuishoren. Die stoffen komen waarschijnlijk uit de machines waarmee het eten wordt gemaakt of uit de verpakkingen. Voorbeelden zijn weekmakers (stoffen die plastic soepeler maken) en vlamvertragers (stoffen die hittebestendigheid verhogen, vaak gebruikt in industriële processen). Deze stoffen kunnen tijdens de verwerking per ongeluk in het product terechtkomen.

Bij een aantal plantaardige kaasvervangers vonden de onderzoekers hogere hoeveelheden van deze stoffen dan bij vergelijkbare dierlijke producten. Wat dat precies betekent voor de gezondheid is nog niet helemaal duidelijk. Sommige wetenschappers denken dat zulke stoffen invloed kunnen hebben op het hormoonsysteem of vruchtbaarheid. Anderen benadrukken dat de hoeveelheden klein zijn en waarschijnlijk geen direct gevaar vormen voor de gezondheid.